Controlepost Maros

Pick-up onder rotsformatie bij Maros, collectie Tropenmuseum
Waterval bij Maros, Collectie Tropenmuseum

Woensdagmiddag 13 Febr. 1946

Dan wordt de weg weer wat anders, komen we in de richting van Maros, controlepost waar onze papieren worden gecontroleerd. Er zijn verschillende wegen, wij volgen een weg die niet breed is, maar aan beide zijden met bomen beplant. Een echte landweg. Rechts liggen de bergen. Ze naderen de zee hier, die niet ver van ons aan de linkerhand moet zitten. Hier en daar een klein bosje, soms zijn er bamboestoelen, maar meestal sawah-land dat diep in het water staat. (…) De bergen komen nader, ruig en stijl. Krijtsteen. Op sommige steile vlakken wit-geel-bruin dat kaarsrecht omhoog gaat. Alles is heel zwaar begroeid met zware donkergroene bomen. Woest en donker. De rijstvelden met het jonge groen, zo van heel lichtgeel-groen tot helder, geven een mooi contrast. En de enkele boomgroepjes ertussen met hun weer andere groene kleuren geven zo’n gamma van groen als onmogelijk lijkt in één oogopslag.

Segeri

Segeri, Collectie Tropenmuseum

Woensdagmiddag 13 Febr. 1946

Segeri, een grote brug, de zee links heel dichtbij, mooie prauwen, mooi van vorm zowel als kleur en van een prachtige bouw. Een aardig huis hangt bijna over het water aan de noordelijke oever. Er zijn hier meer mooie huizen en eindelijk volop bloemen in paggers; de grote gele Allemandes en bruidstranen – roze en een witte – en daartussen merak in rood en oranje. Dan weer velden waar de padi wordt uitgezet. De huisjes op het land zijn er weer en overal staan de mannen gebogen om de jonge plantjes uit te zetten. Hier en daar eenden, horizontale vooral hier – anders dan op Java waar veel bruine loopeenden zijn die zich bijna als pinguïns plechtig verticaal op de aarde voortbewegen.

Prauwen

Collectie Tropenmuseum

Pare Pare

Het laden van copra in de haven van Pare Pare, Collectie Tropenmuseum
Pare Pare, Collectie Tropenmuseum

Woensdagmiddag 13 Febr. 1946

Het landschap verandert langzamerhand; de berghellingen vlak naast ons rechts, en links de open zee. Hier en daar verbreedt zich de afstand tussen bergen en zee en zijn veldjes met klappers en huizen en aan zee de vissers-prauwen. Het is een mooi landschap, dichter opeen komen de huizen, alles begint te condenseren en wordt een plaats: Pare Pare. Een mooie passanggrahan.

Donderdag 14 februari 1946

We rijden door Pare Pare. Er is veel beschadigd. Ook hier. Er is verschillende malen zwaar gebombardeerd door de geallieerden, vele malen ook in de tijd dat de onzen er geïnterneerd zaten en verschillenden daarvan zijn erdoor gevallen. Even buiten de plaats een kalkbranderij die blijkbaar nog werkt. De oliefabriek kwamen we gisteravond voorbij. Een grote mooie plaats is Pare Pare geweest, en er scheen nogal wat activiteit te hebben geheerst. Troepen waren er steeds, ook nu weer, en verschillende bedrijven. Maar wij gaan verder…. Eerst door een enigszins heuvelachtig terrein, vooral bomen langs de weg en heel veel struikgewas. Soms vanaf de kam van een heuvel een uitzicht op de baai van Pare pare, die heel mooi diep in het land is ingesneden. De heuvels beginnen te lijken op die in het zuiden van Engeland; flauw glooiende licht begroeide groene bulten met hier en daar een boomgroepje erop.

De Stuwdam

Stuwdam over de Sadang rivier, Collectie Tropenmuseum

Donderdag 14 februari 1946

Dan volgen wij een oude weg naar de stuwdam die hier in de Sadang Rivier is gebouwd. Een groot irrigatiewerk om de vlakte tussen de rivier en Pinrang te bevloeien en tevens kracht te geven voor een elektrische centrale. Plan van een Ingenieur Eijsvoogel, die waarschijnlijk in Tarakan[1] door de Jappen is onthoofd.[2]


[1] Een eiland in de Indonesische provincie Noord-Kalimantan. Waarschijnlijk dacht Bartle dat hij hierbij was omgekomen: https://historiek.net/monument-voor-vermoorde-knil-soldaten-tarakan/14373/

[2] Prof. Ir. W.F. Eijsvoogel. Dat was hij niet, hij was van 1954 tot 1955 en van 1960 tot 1965 rector magnificus van de Landbouwschool in Wageningen. 

Sidodadi-Mapili

De Passangrahan in Sidodadi-Mapili

Donderdag 14 februari 1946

Hè, irrigatiekanalen! Schitterend staat de padi erbij. En dan rechts aan de weg, een stelletje keurige huizen. Een paar jonge waringins ervoor en, ja.. het lijkt wel een pendoppo. Nee, het IS een pendoppo: de overdekte ruimte voor het huis van een bestuursambtenaar op Java. We zijn op Java in Celebes…Sidodadi heet het in het Javaans, Mapili op Celebes; Sidodadi-Mapili. Een Javaanse kolonisatie met kampongs die namen van Java dragen en een Assistent-Wedono aan het hoofd. Geen bestuur zoals op Celebes, maar zoals op Java, en…. vreemd… het landschap lijkt zelfs op Java. In de verte de bergen die blauw schijnen uitgestrekt en aaneen gereid als de bergketens op Java. En om ons heen een rijstvlakte, geïrrigeerd terrein. (…) Het was bijna negen uur toen ik weer op Sidodadi terug was. Even in de stille avond stilgestaan, daar waar de rijstvelden begonnen. Vuurvliegjes schitterden en fladderden als vonkjes tussen de struiken en dan weer eens hoog omhoog in de lucht. Mooi was die rit in de avond. (…) Nog even zitten we gezamenlijk te praten, dan ga ik nog wat naar de wedono om van hem wat meer over de kolonisatie te horen.

In 1937 was het begonnen – heel klein met maar 115 huizen en 376 mensen. Telkens was er meer bijgebouwd, tot 1941 aan toe. In totaal hadden er 2363 huisjes gestaan en 8100 Javanen gewoond, maar zo langzamerhand waren er ook weer vertrokken die het leven op het land niet te goed kenden van vroeger en weer verder de wereld in waren gegaan. Verschillende zijn berouwvol teruggekomen en nu eind januari waren er 1538 huizen met 6530 zielen. Het totale terrein beslaat 3500 HA en werd op 2 september 1937 geopend. Nu is er 775 HA rijstcultuur in gebruik en 400 HA voor andere producten; mais, ketella, enz. Er zijn 357 karbouwen, 730 sapis of koeien, 41 paarden en 1045 geiten op de onderneming, waar elk zijn eigen akkers heeft. De huizen zijn als op Java, en alles gebeurt net zoals het thuis was. Zorgen voor het bestaan heeft de bevolking niet, er is eten genoeg, maar nu is kleding wel een gebrek. En net als bij de Aroe is varkens-gif nodig.

Madjene

Een overstroming (Bandjir) tussen Balanipa en Madjene met huizen op palen, Collectie Tropenmuseum.
Madjene aan de baai, Collectie tropenmuseum

Zondag 17 februari 1946

Madjene. Het is droog als we opstaan! We drinken koffie en kijken over de baai hoe de regen aankomt. Grote donkere wolken komen dreigend op ons af. De zee is kalm en leikleurig. Veel kleine prauwen zijn erop. Dan aan de horizon een donkere streep die steeds breder wordt en zich steeds sneller in onze richting verplaatst. De prauwen haasten zich naar de kust. Aan de horizon wordt het weer wat lichter, maar de donkere streep loopt sneller en daar is de regen gepaard met heftige wind en het is weer kouder. Voor ons nu een grijze voile van water die de zee vlakbij nog even laat herkennen maar verder is zee en lucht een grijs geheel.

Mamasa – Toradjaland

Toradja-brug, Collectie Tropenmuseum

Woensdag 20 februari 1946

Al maar oerwoudhellingen al maar stijgen. Soms mensen waarvan de gezichten lichtend stralen als je ze groet. Veel bruggen over kloven, een enkele overdekte, zo’n brug van een plaatje met een dak erboven, een huis zonder wanden gebouwd over een riviertje of en kloof. We draaien en dan tussen verschillende toppen door, telkens een pas. Soms eens wat meer mensen, een kleine nederzetting. (…) We gaan nu door een hele nauwe kloof, heel dicht met oerwoud om ons heen. Lekker koel en machtig om te zien. Nog 32 KM tot Mamasa, we klimmen weer, wat een weg, wat een prachtweer, wat een tocht. Bij een zwarte rots vliegt een hele zwerm witte vlinders uit elkaar, grappig gezicht. Steeds bruggetjes, heel veel ervan zijn nu overdekt.

Toradjagebouw, Collectie Tropenmuseum

Dan komen we op een hoogvlakte waar een enkele kampong en huis al iets Toradja-achtigs van bouw heeft.

Toradja’s, Collectie Tropenmuseum

We komen weer vlakbij de rivier, oh zo helder water, een bergrivier zonder slib. Mensen die hier thuis horen komen voorbij; Toradjas. Een touwtje om de middel, daaraan een lapje van achter vast dat voor wordt opgenomen na tussen de benen te zijn doortrokken en daarover het touwtje wordt omgeslagen. Ze hebben een soort jasjes aan van gespleten rotan met grote zakken voor waar messen en gereedschap inzitten, en een draagmand op de rug met een last die ver boven hun hoofden uitsteekt. Een enkele heeft zich verder met huiden versierd.

Zendingskerk

Er zijn veel grote huizen hier in de plaats, en ik hoor later dat vele ervan van de zending waren. Die heeft hier hard gewerkt blijkbaar; er waren twee dominees en een pastoor vroeger. Buiten het witte kerkje is er nog één op een andere helling en een derde moet ergens in de vlakkere streek van de plaats zijn.

Mamoedjoe

Na een officiële ontvangst in het huis van de assistent resident te Mamoedjoe vertrekt de voornaamste Maradia, de zelfbestuurder van Balanipa, Collectie Tropenmuseum