Vriend, eigenaar kunst-en-antiek toko

13 januari

Nel was meegegaan en we hebben de hele zaak afgelopen. Een winkeltje was er waar porselein enz. te koop was, naar de man ons vertelde afkomstig van de Celebes porselein graven. Er waren veel mooie dingen. We hebben wat met de koper gepraat en onze interesse getoond. Eerst voor de winkel gepraat, toen gingen we naar een ruimte daarachter, op het laatst zaten we in zijn kamer met zijn vrouw en kinderen.

Gezellig. Leuk gepraat, veel moois gezien een enkele maal een prijs gevraagd die ons niet erg duur voorkwam, maar niets gekocht. Ik heb met hem afgesproken dat ik eens vaker kom praten en kijken, en dat scheen hij ook wel  leuk te vinden. Hij is vanouds handelaar, heeft veel foto’s waarop hij zelf met mooie stukken. En ook veel foto’s van mooi goed heeft hij nog. Misschien zal ik er t.z.t. wat kopen en naar de heer Ottema[1] opzenden, die dan maar uit moet maken of het waarde heeft. Een oude vaas zag ik die me wonderwel beviel. Wat beschadigd, maar ik hou van het ding. Zwart geglazuurd. Ben benieuwd wat het zal kosten. Afwachten maar.

Dinsdag 26 februari 1946

’s Avonds kwam Bonnet bij me eten, leuk. (…) Daarna zijn we samen even bij Hamzah geweest. Boddy, de oudste van negen jaar en Noor van zeven liepen op straat en grappig was het hoe Boddy, die altijd zo schuw is, plotseling toen ze me zag op me toestormde en de armen om me heen sloeg. We zijn hele goede vrienden schijnt het. Bonnet; “Wat een pracht kind…”

We hebben mooie dingen gezien en gepraat, chocolade gedronken en lekkere koekjes gegeten die de vrouw van Hamzah maakte. Vol trots liet ze ook een wonderlijk gevormd brood zien dat ze bakte. Wij moesten ervan eten. Gezellig gezeten. De kinderen, die hier wel heel erg laat nog wakker zijn, komen ook binnen en Boddy staat dicht bij me. Bonnet vraagt of hij haar tekenen mag. Wanneer hij het doet vraag ik ook een kopie. Genoeglijk gezeten, dan naar huis.

Vrijdag 1 maart 1946

Na kantoor even bij een Chinees langs geweest om te zien of hij nog wat moois voor me had, maar Tho Soei Kiat had wel verschillende dingen maar niets dat mij speciaal interesseerde. Na het eten bij Hamzah gekeken, wat mooie dingen bewonderd die hij erbij had gekregen en me weer veel laten vertellen over de dingen zoals die hier vroeger bij die opgravingen waren. (…)Vrij laat gepraat, toen in verband met een beetje onrust aan de haven, waar relletjes zijn geweest – veroorzaakt door plunderende en stelende koelies, nog even met Hamzah ergens anders gezeten. In de Four Seasons en daar over de politieke ontwikkeling en mogelijkheden van havenstaking enz. gesproken. Bij de relletjes zijn een man of vijf doodgeschoten en vele gewond.

Dinsdag 5 maart 1946

In de avond met Bonnet bij Hamzah geweest. Hebben er wat zitten praten en de tekening gezien die hij nu aan het maken is. De eerste is definitief afgekeurd, werd niet goed. Daarna naar huis, nog wat zitten lezen en vroeg naar bed.

Vrijdag 8 maart

Foto in de archieven van Bartle van de tekening die Bonnet van Boddy maakte.
De tekening zelf is bij Hamzah gebleven.

De tekening van Boddy was klaar. Bonnet bracht hem in een aardig lijstje. Hij was er niet over te spreken, er was geen gelegenheid om een goed werk te maken daar zei hij. Te druk, te veel beweging en rommel en het rustige werken ging niet. Ik kreeg de tekening van hem, mocht alleen de lijst betalen. Na het eten hebben we er nog eens over zitten praten. Ik vertelde B. dat Hamzah zo graag de tekening wat langer had willen hebben om hem anderen te laten zien. Hij was er zo ontzettend trots op. We hebben toen besloten hem de tekening maar te geven. Ik de lijst en hij de tekening, en we zijn op weg gegaan. Conditie was dat we eerst moesten weten wat hij mooier zou vinden; een grote foto of dit portret. Hamzah en vrienden en vrouw eromheen lopend, de kinderen waren blij dat we kwamen. Prachtig is het nu met passe-partout en lijst. “Nu we zullen het daar eens even neerzetten, dan kunnen we er onder het praten van tijd tot tijd eens naar kijken.” “Zeg Hamzah, vind jij ook niet dat zo’n tekening toch veel minder lijkt dan een fotoportret? Neem nou eens een portret, wat is dat duidelijk en het geeft precies alles weer.” “Nee, meneer. Een portret geeft inderdaad de lijnen enzo heel mooi weer, maar in zo’n tekening … daar zit wat anders zin. Daar zit iets van binnenuit, daar zit het wezen in, dat is toch niet te vergelijken.” Ik keek Bonnet aan, en die zei; “Waarachtig, hij snapt het, hij heeft het gewonnen!” En toen hebben we het hun gegeven. Hamzah’s vrouw legde op een ogenblijk haar hoofd op de armen en zat zo scheef naar boven te kijken, op het kastje geleund waar het portret op stond. Bonnet ik in beiden, we hebben er grote voldoening van gehad. Thee gedronken, koekjes gegeten en toen naar huis.

Zaterdag 9 maart

In de middag ging ik even met Nel en Boddy naar de tempel en het grafmonument aan zee. Het is heel mooi daar. Ik heb de pracht laten zien. Had het willen laten fotograferen, maar mijn fotograaf was er niet. Later maar eens. Bij Hamzah het dochtertje teruggebracht en toen was er juist een briefje van Joppe gekomen. Beloofde ze de volgende ochtend om acht uur te halen om een tochtje te maken met de jeep. “Toe, Toewan, ga ook mee, en Toewan Bonnet ook en dan kan de fotograaf meegaan en een andere inheemse jongen die graag journalist wil worden.” Enfin, ik heb het gedaan. Ben Bonnet gaan waarschuwen en heb hem gezegd dat we weer vrijwel dezelfde tocht zouden doen als de vorige keer. Hij wil dolgraag. Dus morgenochtend weer op stap.

Maandag 25 maart

Makassar. Veel drukte op kantoor en laat gewerkt. Nog even bij Bonnet gekeken en even langs Hamzah gelopen in de avond als verstrooiing. Bonnet was natuurlijk nog niet weg, er komt van hier geen schip voor Bali vrees ik. Hamzah had zijn toko gewijzigd en zat vol met etenswaren in blik.

Dinsdag 2 april

In de avond ben ik even naar Hamzah gegaan, heb er wat zitten praten. Hij vroeg advies over verschillende dingen waar ik hem mee kon helpen. Gezellig wat gepraat en een paar bekers melkchocolade gedronken en cake gegeten en toen weer naar huis.

Zaterdag 27 april

In de middag bij Bonnet geweest om verslag uit te brengen en dan even naar Hamzah om te horen wat daar gebeurd was.

Donderdag 9 mei

Op kantoor weer aan mijn rapport gewerkt en in de avond, het was alweer laat toen ik thuiskwam, even naar Bonnet die me gezocht had. Hij zal nu een tijd gaan zitten op een eilandje in de buurt en vertelde me ervan. Het was er mooi en leek hem wel zindelijk, maar hij was er natuurlijk de enige Europeaan. Hij heeft een opdracht gekregen voor schilderingen van het residentshuis en werkt nu aan studies daarvoor die we bespraken en had ook nog verschillende portretten gemaakt. Samen zijn we toen ook nog even naar Hamzah gegaan om te zien hoe het daar was. Daar was het altijd leuk. Er waren veel gasten, o.a. een man en vrouw die ook wel in de stamboel speelden en er veel van wisten. Leuk om over de verhalen te spreken. Er zijn veel boeken over schijnt het, in het Boeginees enz. Maar die zijn moeilijk te krijgen en voor ons onleesbaar. We hebben zo genoeglijk wat over allerlei dingen van het toneel hier gepraat en toen naar huis en vroeg naar bed.

Vrijdag 10 mei

Er was een brief van Bali voor me van iemand aan wie Hamzah zijn postzegels had moeten zenden. In plaats van de twee stel die hij betaalde ontving hij maar 1 stel. Dit doordat Hamzah een fout had gemaakt en aan een ander die 1 stel betaalde 2 stel zond. Het kon nog in orde worden gemaakt. Hamzah heeft met zijn zegels grote winst gemaakt, heeft nu als resultaat al meer dan twee maal het geld dat hij erin stak en er is pas iemand geweest om te vragen of hij de rest wil overdoen voor f.1000,-. Dan levert die speculatie hem dus ongeveer 1100 gulden winst op. Hij is best tevreden. Au fond stom dat ik ook niet zoiets voor mijzelf heb gedaan, maar ja, in onze plaats kan je feitelijk niet met postzegelhandel een bijverdienste maken.

Vrijdag 14 juni

Was van plan naar Hamzah te gaan, om hem een bord te laten zien dat ik kocht. Maar ontmoette in het hotel de Heer Vonk en vrouw, A.R. van Paloppo waar ik pas was. En heb met hem over postzegels zitten praten.

Zaterdag 15 juni

In de avond was ik bij Hamzah. Het bord is een imitatie, wel mooi maar niet oud en niet echt. Hij zal zien het te zijner tijd eens van de hand te doen en dan kan ik er wat echts voor krijgen. We hebben gezellig zitten praten. Ik stelde voor morgen samen naar Bonnet te gaan, maar hij zegt: “dat gaat niet met de winden. We halen het niet op één dag.” En meer tijd heb ik niet. Het gaat dus voorlopig maar over. Na de reis maar weer eens kijken. We hebben het over de handel gehad. Hij maakt goed geld zegt hij, per maand een 1000 tot 1200 gulden, maar het leven is ook duur. Voor zijn gezin rekent hij 700 a 900 gulden per maand. Lieve vrede, denk ik bij mijzelf, waar moet dat heen voor ons Europeanen? Wat krijgen wij in handen en wat moeten wij dan beginnen? Ik zou als mijn gezin hier was, na aftrek van de belasting, f.590,- per maand ontvangen. Misschien wordt het 610,-, dat weet ik niet precies. Daar moet dan huur vanaf en water en elektriciteit, alles heel duur, en eten, schoolgeld en kleren. Wat een wereld. Ze eten er goed van bij Hamzah, en ze zitten goed in hun kleren, maar het huis en alles wat daarbij is, dat is voor onze begrippen een krot. In al hun handel zit nog wel aardig verdienste omdat de bevolking nog zoveel geld heeft. Later zullen we toch naar meer normale omstandigheden terug moeten. We hebben het weer gezellig gehad en toen naar huis en naar bed.

Maandag 17 juni

De Valentijn gaat nu werkelijk morgen. Ben veel dingen nog eens nagegaan en ben nu klaar voor de reis. (…) In de avond een paar mensen gedag gezegd en als slot van de avond bij Hamzah gezeten. Ik moet zien op Dobo parels te kopen zegt ‘ie. Een grote – desnoods cultuur – voor hem. Maar die moet ook erg groot zijn, een diameter van minstens 1 centimeter. Ook verschillende anderen hebben me ernaar gevraagd, maar ik ben er niet erg op gebrand. Ken geen parels. Weet niet cultuur van echt te onderscheiden. Maar we zullen zien. Dobo is de hoofdplaats van de Aroe-eilanden, het parel-centrum van Nederlands-Indië. Ik hoop dat ik wat tijd zal hebben om er rond te kijken, maar daarover kan men mij nog niets zeggen.

Zondag 14 juli

Ga later nog even naar Hamzah, waar ook alles mis is. Hij ziek en de vrouw ziek. Hij malaria, zij amoeben dysenterie. Ook ik blijf niet lang, wil ook liever naar huis terug en naar mijn bed om te rusten.


27 augustus

Het einde van de vastenmaand van de Mohammedanen is in zicht. (…) Een vreugdige stemming is er vandaag; de vasten eindigen, de Lebaran poeassa komt. Overal worden voorbereidingen getroffen voor een feestmaaltijd. Bij mijn vriend Hamzah springen een paar van de kleinste kinderen me tegemoet. Vader is nog niet thuis, is naar de missigit (moskee) om te sembayangen (bidden) en moeder is in de dapoer (keuken) bezig met lekkers te maken voor de Lebaran. Ik loop door naar de achtergebouwen, wat een bedrijvigheid! Boddy zit beslag te kloppen, de Njonja maakt het deeg klaar en doet het in vormen en een andere vrouw verzorgt het bakken. Primitief lijkt het vergeleken bij onze ovens, maar het gebak dat erin wordt gemaakt doet het voor de Europese niet onder. Ik weet het uit ondervinding en zal het nu weer ervaren. Alles is in volle bedrijvigheid. “Oh, er moet nog zoveel worden klaargemaakt. Is het nu werkelijk morgen Lebaran, of is het pas de 29e?” Velen houden het daarop. En met het vooruitzicht op alles wat nog moet worden bereidt, houdt de Njonja het ook op de 29e. Dan huilt plotseling de sirene. Wat is dat? Lang aangehouden, ophouden, weer opnieuw… als in de oorlog. “Zou het Lebaran zijn? Nee, dat kan toch niet? De kippen zijn nog niet geslacht, er is nog geen vis, er moet nog zoveel komen voor het werkelijk Lebaran en feest kan zijn!” De Njonja stemt – tegen beter weten in – maar op brand ergens. Of op iets anders dat het luiden van de sirene nodig maakte. Maar Jach-jach, het zoontje, komt binnengestormd. “Lebaran, Lebaran, betoel betoel!” (Het suikerfeest, het suikerfeest, het klopt!) In de keuken en bijgebouwen neemt de spanning toe. Een tulband valt eraan ten offer en meer hulpkrachten worden opgeroepen, moeten aan het werk.

Ik kijk een tijdje op het erf bij een walmend oliepietje hoe grappige van bladeren gevlochten huisjes met rijst worden gevuld. Ze zijn er van verschillende grootte en als alles gevuld is wordt het met de rijst zo gekookt. Eén groot blik staat al boven een vuurtje vlakbij ons, het water wordt aan de kook gebracht. Op de erven rondom ons overal bedrijvige schimmen rondom oliepitjes en sterk rokende vuurtjes. De kinderen draven overal omheen en lopen de groten in de weg, willen meehelpen en doen het verkeerd, maar er is een enthousiasme voor het feest. Vannacht zal er van slapen niet veel komen, zeggen de vrouwen. Alles moet klaar. En in al die spanning toch steeds een blijde lach, een vrolijk woord. Over de tulband die ten offer viel aan de emotie geen onaangenaam woord, alleen tevreden kinderen die zich ermee bezig houden de schade onzichtbaar te maken.

Hamzah komt thuis. En met hem verschillende van de jongelui die voor hem werken. Jach-jach vraagt vader geld om op straat te gaan en alvast feest te vieren, maar de jongelui worden door de Njonja aan het werk gezet. Werken eens een tijdje, geven het dan weer aan een ander over, om wat te praten en te roken, en dan weer verder aan het werk voor het feest. “En pas op dat je niet rookt als je met eten aan de gang bent!” Handeninspectie wordt veelvuldig doorgevoerd – men mag niet met vuile handen aan het eten komen – en er wordt gewassen dat het een lust is. Hamzah en ik blijven zitten praten en roken De Lebaran is feitelijk geen nieuwjaar, maar de Europeanen hebben er zo’n soort karakter aan toegekend en nu wensen de Mohammedanen elkaar ook veelvuldig een “Slamet Tahon baroe,” een “Gelukkig Nieuwjaar”.

Morgen komen de minderen en jongeren bij de meerderen en ouderen op bezoek, om zegenwensen te geven en vergiffenis te vragen voor dat wat zij wellicht in het afgelopen jaar misdeden. Dan wordt allerlei lekkers geofferd en – zoals in Nederland – komt ook de bedelaar op een ronde. “Ja, daarvoor moet ook nog van alles worden klaargemaakt!” Er moet geld worden klaargelegd voor de Lebaran-geschenken voor een ieder die voor mijn gastheer werkt. En ook cadeautjes in natura worden gegeven. En voor de armen worden halve guldens en guldens en rijksdaalders in papiertjes gepakt. Ook daarmee gaan de jongelui aan het werk. Hamzah en ik praten wat over dat alles en krijgen al een voorschotje op het lekkers van morgen, roken een sigaret en komen ook onder de spanning wat het feest morgen zal zijn. Zal alles voor elkaar komen?

Zaterdag 21 september

Wiggers heeft te weinig blikjes gekocht naar mijn idee en ik ga er nog wat bijkopen. Njonja Hamzah dringt erop aan dat ik toch heel gauw terug moet komen. “Kassian, Toewan pigi begitoe djahuoe”. Heeft de Toewan nu wel rijst mee? Nee? Ze hebben nog rijst van hun eigen veld en daar moet ik van meenemen. Allerlei dingen denkt zij nog aan en bepakt ga ik weg.

Dinsdag 8 oktober

Op kantoor geen nieuws, alles de gewone routine. In de avond vond ik Joppe op me wachten. Hij gaat zaterdag naar Nederland. Het zal wel geheel per vliegtuig gaan en hij kon eigenlijk niets meenemen, dat is beroerd. Ik had hem graag wat meegegeven van hier, maar het is nu eenmaal niet anders. Jammer voor hem. Het is een aardige kerel en nu zo naar Holland terug te moeten gaan… Ik hoop dat hij er thuis gauw weer bovenop komt en zijn werk hier kan vervolgen. Hij houdt van dit land en de mensen hier en is er vrienden mee. In het hotel gegeten met een stuk of wat lui, er was een jarige en er werd een borrel geschonken ter zijner ere. Dan belde Joppe weer, of ik bij Hamzah wilde komen. De Njonja had een taart voor me gemaakt om samen op te eten als welkom thuis en of ik nu gauw zou willen komen. Het was er weer zo prettig. De kinderen kwamen gauw om de ‘oom’ heen, even aangehaald en dan bleef Boddy dicht naast me zitten en Noor leunde tegen haar moeder, die druk aan het vertellen sloeg van wat er in de afgelopen tijd was gebeurd. Dan even onderbreken: Joppe moest daar eten of ik ook nog mee wou doen. Nee? Dan kwam er nu wat ander lekkers, een soort vla met doerian erin verwerkt – de sterk riekende vrucht die ik nog niet goed in mijn gevoel en smaak kan plaatsen. Maar ze had er wat lekkers van gemaakt, de Njonja. En daarna een hartvormige mokkataart die overheerlijk was. Zo hebben we gezellig zitten praten en dan weer eens de juwelen bekeken – er was weer wat anders dat ik nog niet kende. “Toewan heeft gelijk gehad laatst, dat het goud omlaag ging. Nu is het 11 gulden en toen de Toewan het zei was het op het hoogst 14…” Of het nu verder zal dalen, dan was het beter nu te verkopen en straks weer terug te kopen… Het is weer gezellig geweest.


[1] Directeur van het Fries Museum