Zaterdag 16 februari 1946

We komen in Somba, waar we met werk zullen beginnen. De zelfbestuurder is Maradija van Tjenrana. Wat klinkt dat imposant. Het is zo erg niet; een rommelig kantoortje en allerlei mensen scharrelen om ons heen, vol belangstelling voor wat er besproken wordt. Er is hier niet veel geheim te houden. Ook de jeugd is blij met het verzetje en dromt samen om onze jeep en ons groepje, wordt weggejaagd en komt opnieuw alles nieuwsgierig aanstaren. (…)

Verder gepraat met de zelfbestuurder en prijzen vastgesteld voor in beslag genomen Jappengoederen, die hij aan de bevolking tegen lage prijzen mag verkopen. Vooral aan hen die ‘t het meest nodig hebben. Bij hem thuis koffie gedronken en cake gegeten en zijn foto’s gezien van verschillende Nederlanders, portretten van de koningin, en trouwfoto’s van de prinses. Alles een beetje beschadigd door het verstopt bewaren al die jaren, maar alles is weer op zijn plaats in het mooie stenen huis dat het landschap voor hem bouwde.

Gepraat over zijn kinderen; een meisje van veertien en jongen van twaalf, die op de schakelschool in Madjene zaten en veel achterlopen doordat ze in de Jappentijd niet naar school gingen. De algemene ellende hier, voor Europese en inheemse kinderen. Hij had negen kinderen, maar verschillende waren gestorven. Een joch van acht zwierf steeds om ons heen. In huis zag ik mooi oud porselein en andere aardige dingen. Afscheid genomen, de Njonja ook gegroet die met haar jongste op de arm vriendelijk teruglachte.

Maandag 18 maart

In Somba even bij de Maradija van Tjenrane gezeten. Woensdagmiddag zal ik er zijn. Koffie en cake, lekker daar altijd en heel aardig, de kinderen zijn niet zo bang en de Njonja laat zich ook zien en praat gezellig even mee.

Zondag 5 mei

In Somba gaat het wat vlotter, de Maradija en zijn vrouw zijn als steeds zeer vriendelijk en gastvrij. Ook hier zeg ik nog even overleg te plegen met zijn disctrictshoofden en me morgen maar bericht te geven. In orde. Mijnheer’s ketjapi  is nog niet klaar, er wordt nog aan gewerkt, want het moet een mooie worden. De volgende keer als ik kom zal die klaar zijn. De gastvrouw had weer lekkere koekjes en zat in een hoekje op een stoel bij het gesprek, zo is het ook steeds in Boengi, maar op de andere plaatsen trekt de vrouw zich meestal helemaal terug, op enkele plaatsen ken ik haar zelfs niet. Dan neem ik afscheid en ga de weg door naar Tapallang.

Maandag 6 mei

Dan in Somba en daar aan het kantoor de papieren in ontvangst genomen met inlichtingen die ik de vorige dag had gevraagd. Even naar de Maradija, aan wie ik zei snel door te willen rijden. Maar dat kan niet. “Kenapa, Toewan Maradija?” (Waarom niet Heer Maradija?) “Omdat het eten klaar is. Toen de Toewan op mijn gebied kwam kreeg ik direct het telefoontje dat ik gezegd had dat ze moesten geven en toen heb ik eten laten maken en nu wil ik met de Toewan eten.” Dat kon niet worden afgeslagen, hoe graag ik door had willen gaan omdat mijn tijd maar zo kort was. Gegeten, en lekker natuurlijk en aardig als steeds in dit gastvrije huis. De kinderen kwamen dag zeggen en de Ovaltine die ik hem had gegeven was erg lekker zei hij enz. enz.

Vrijdag 17 mei

In Somba heeft de Maradija het eten klaar. Datgene wat mij steeds opviel, valt ook Huizinga op. Zoveel hele mooie oude dingen zijn er in dit huis en daarnaast zoveel lelijke nieuwe. Het staat later ook weer in een stukje, net als de bijna aandoenlijk aangevreten foto’s en platen van de koningin en van de prinses en prins. Huizinga zal erover naar de Prins schrijven, om aan deze Maradija nieuwe foto’s te zenden. Ben gloeiend benieuwd of het wat wordt. Zo’n geste kan inderdaad van veel belang zijn. De prachtige antieke sirih-doos van zilver, met een dunne goudlaag op enkele stukken, de gouden kris en de gouden pijp worden allemaal ernstig bekeken en de sirih-doos laat Huizinga niet met rust. Die wil geloof ik boeken schrijven om zoveel geld bij elkaar te krijgen dat hij zich ook zo’n doos kan aanmeten. Ik hou me bij bescheidenere dingen. Nadat we onze zaken hebben bepraat en hebben gegeten gaan we door.

Vrijdag 24 mei

Om twee uur in Somba. De Maradija in een dogkar op de weg. Gaat mee met ons. Heeft het eten zoals gewoonlijk klaar staan. Zijn vrouw en de baboe en drie kinderen moeten mee. Het kan niet, de jeep is vol, maar het moet. Althans tot Pembaoeang waar wel een dogkar voor de anderen te krijgen is.