Donderdag 28 februari 1946
Dr. Hoekstra die in Drachten zat is hier aangekomen, woont nu bij mij op de kamer. Hij was van de Nieuw Amsterdam. Wat hebben wij dan toch een andere reis gehad dan die mensen. Wij zijn als luxe-passagiers hier gekomen. Zij werden in Malacca ontscheept en daar zou hij nu nog zitten, als hij niet toevallig tot de medische dienst had behoord die naar Java werd geroepen. Hier in Makassar wordt hij de dokter van het Javanenhospitaal dat een 800 patiënten heeft, en is gemaakt voor de kampen die de door de Jap ontvoerde Javanen bevatten. Er is hier een kamp met een 8000, en het aantal zieken is regelmatig groot. Het werd tijd dat er wat aan gebeurde, maar wat? Dat was steeds de vraag.
Zondag 3 maart
(…) Weer naar mijn kamer, waar ik door Hoekstra ontvangen werd met de mededeling: “Krek is d’r ’n Bargepoot komt foar jo”. De varkenspoot had geen afzender, maar ik vermoed dat het de Maurenbrechers zullen zijn, die waren zaterdagavond even op jacht in de richting Malino. De bargepoot in de ijskast en ik in bed.
Maandag 4 maart
In het hotel was de bargepoot voor mij speciaal geprepareerd en kon ik enige vrienden uitnodigen: Hoekstra en de Nordholts. Na het eten wat gelezen en naar bed, was moe.
Zondag 28 april
Vandaag heb ik me bezig gehouden met het schrijven van brieven. Er was zoveel post voor me gekomen, dat het nodig was om me daar de hele dag mee bezig te houden. Toen wat thee gedronken met de Schulte Nordholts, van wie de kleine jongen doorlopend het een of ander heeft. Nu weer zware influenza. Over allerlei dingen gepraat, over al de moeilijkheden die er zijn om hier in de chaos wat orde te krijgen en ook over de toestand voor ons als Europeanen hier op het ogenblik. Zijn vrouw en kind zitten hier nu, en ze laten hem gelukkig nog een kamer in het hotel, zolang het duurt. En dan, wat moet hij dan? Er is geen behoorlijke plaats voor een gezin te krijgen. Voor ons die gemilitariseerd zijn gaan ze nu de kampbijdrage laten vervallen en moeten wij in plaats daarvan geheel in ons eigen onderhoud voorzien. Als je hier dus met je gezin zit en je hebt nog de mogelijkheid om een hotelkamer te hebben, dan ben je kwijt in je kamer, je hebt dan een grotere dan Hoekstra en ik nu hebben, waar je met je beiden ook al eigenlijk geen plaats in hebt, ten eerste voor de eerste persoon 180,-
Zaterdag 11 mei
In de middag na het eten even wat gerust en toen met Hoekstra naar het Javanenhospitaal, het hospitaal waarin de zieke Javanen die door de Jap waren weggesleept worden verpleegd. Het is een groot ding en ziet er nu heel goed en schoon uit. Verschillende zalen voor verschillende soorten zieken. Een zaal met een goed honderd met tropische zweren, dan nog zo’n soort zaal met een 140 man dito en een ander complex waar meer ernstige zieken komen, daar is de longontsteking en een afdeling verdachte TBC. Het ziet er alles schoon uit en de mensen krijgen hier nu ziekenhuiskleding, zodat ook in dit opzicht alles er fris uitziet. In het begin moet het meer dan erg zijn geweest en lagen de mensen op matjes op de grond. Nu zijn er kribben en bedden, die ze ergens hebben opgescharreld, en daarover het tikertje (matje) waar ze op slapen. Hoekstra is er zelf best over te spreken, vindt het een prachtig werk, beter dan een Europees hospitaal met allerlei klassen patiënten met hun speciale wensen enz. (…)
Sedert Hoekstra en Pillon de zorg over het hospitaal hebben gekregen gaat alles gesmeerd. De voedselvoorziening is nu voor elkaar, de voeding is veel beter geworden, ligging, zei ik al, bedden nu, alles is schoon en zuiver en dus is het aantal sterfgevallen ontzettend afgenomen. Zeker, er gaat er van tijd tot tijd nog een dood. Maar vroeger, voor deze dokter er was, waren het er verschillende per dag. Soms wel tien of meer. En de mensen komen er pas geheel genezen uit, vallen niet zo gemakkelijk terug.
Donderdag 30 mei –Hemelvaartsdag
Onze financiële positie wordt zeer benard. Hoekstra en ik kunnen nog schulden betalen, maar we kennen al velen die minder inkomen per maand hebben dan verplichtingen. Mattern, de man van de post – iemand in vaste dienst die met verlof was en nu hier zit net als wij – krijgt netto 140,- en wat centen in handen. En moet 137,50 kamer plus 10,- fooien en 25,- voor de was daarvan trachten te betalen. Soos, sigaretten, postzegels voor zijn brieven – en dat begint nu ook op te lopen voor ons – en allerlei andere kleine dingen moeten ook maar vervallen. Ik heb mijn juiste positie nog niet, maar zal die t.z.t. eens schrijven. Het is een reuze grap. Voorlopig wil niemand zijn rekening aan het einde van de maand betalen.
Zaterdag 15 juni
Ja, we hebben op het ogenblik geen benzine meer. Een heel klein beetje nog, en dat is voor enkele takken van dienst, maar voor gewoon vervoer en zelfs voor tournees is er niet meer. Hoekstra en Pilon zijn druk bezig met inenten in de stad en krijgen per dag een liter of vijf. Het schijnt dat er in Singapore pokken en cholera is en de bevolking hier wordt in de gelegenheid gesteld om zich gratis te laten prikken. Ik heb weer een choleraprik gehaald.
Zondag 16 juni
In de avond wat zitten praten met Hoekstra en Pilon en een paar anderen. Hoekstra zit te loeren op een plaats buiten. Zal hem wel lukken, er zijn nog veel plaatsen buiten waar een dokter heen kan en daarom laat hij zijn gezin komen. Pilon heeft nog geen kinderen en neemt genoegen met een plaats ver buiten als dokter tot er eens een gat dichterbij komt.
Zondag 14 juli
Weer terug in Makassar. Ik heb geluk dat ik vrij vlot een kennis met een jeep vind die me naar het hotel brengt dat stampvol blijkt te zijn vanwege Malino[1] dat morgen begint. In onze kamer zitten er nu nog twee, buiten Hoekstra die toevallig uit is naar een van de eilanden voor de kust. Er zijn moeilijkheden om mensen van boord onderdak te geven en dat lukt dan ook helemaal niet, ze moeten nog maar een dag aan boord blijven. (…)
Gerrit is thuisgekomen en zegt ook: maar veel op het bed hangen en dan de zaak morgen maar eens onderzoeken. Zo is het dus. Ik zie niemand, behalve Nel die ik nog even opzocht en die het best maakt.
Vrijdag 20 september
Vanavond nog even bij Raewell, de Australische majoor die me met allerlei wou overladen: zeep en scheerzeep, talkpoeder, een fles gin, wat stukken Mac Robertson chocolade (Mar Robertson – de man van de Melbourne race indertijd) en vooral wat ‘detective story’s’. Daarna zijn we samen nog bij Hoekstra geweest, hebben daar thee gedronken en een borrel gehad en gezellig wat gepraat en van Hoekstra nog wat kinine en andere obat meegenomen, alsmede wijze raadgevingen voor het geval ik ziek wordt onderweg.
[1] Op de Malino conferentie, van 15 tot 25 juli 1946, ontvouwt luitenant-gouverneur-generaal Van Mook zijn plannen voor de opbouw van een federatieve staat Indonesië, samengesteld uit verschillende deelstaten. Het Nederlandse uitgangspunt is ‘dat ieder deel van Indonesië in de gelegenheid zou moeten zijn zich uit te spreken over zijn plaats in het geheel’. Aan de conferentie nemen 39 Indonesische afgevaardigden deel uit negentien gebieden, uitgezonderd Java en Sumatra.
Woensdagavond 9 oktober
Na een dag zonder veel variatie bij de Hoekstra’s geweest en ook daar was het feest van de kinderen. Ze klommen als apen in me om en ik moest gauw komen om Gaby met haar postzegels te helpen enz. enz. Dan hebben we zitten praten over de toestanden hier, over de voortdurende onrust en over de prijzen en salarissen. Ik zit nu goed, na de laatste wijziging van het inkomen van de mensen die hier alleen zitten, stellen ze vast. Maar voor hen is het moeilijk. Ze komen niet uit met hun salaris. Wat het schoolgeld is en al dergelijke dingen weten ze nog niet, die zorg zal later wel erbij komen, maar voorlopig zien ze er geen kans toe om de begroting sluitend te krijgen. “Ik was pas bij een Chinees waar ik een zitje kocht voor het hospitaal, f.80.-. Toen de Chinees wist waar het voor was en me als dokter herkende, vroeg hij of ik even bij zijn kinderen wou kijken, dan werd het zitje f.5,- goedkoper. Vooruit dan maar. Toen de kinderen geïnspecteerd, f.75,- voor het zitje, en drukte de man me een tientje in mijn hand as een soort fooi. En ik heb het aangenomen… Was er blij mee. Het mag niet, ik mag geen geld aannemen voor het werk dat ik doe. Maar dat tientje betekent weer iets – een paar kilo aardappelen, drie, misschien vier als we geluk hebben… Wat zeg je daarvan, van dergelijke toestanden? Een dokter van een veertig jaar, directeur van nu twee hospitalen, een groot en een klein beginnend zendingshospitaal, die blij moet zijn met een fooitje. Zo is de toestand hier nu voor ons. Hoe de mensen met de kleine inkomens moeten bestaan is me een raadsel.” Het eten bij de Hoekstra’s is goed, maar oh zo eenvoudig en er wordt geen geld over de balk gegooid. Ze waren er blij mee dat ik hun te eten vroeg in het Empress, dat is weer eens wat anders, dat is een luxe. Het zijn beste mensen. Ge zei me mijn kapotte dingen te zenden om te maken; sokken, kousen en kleren die gaten beginnen te vertonen. Zal er gebruik van maken, ofschoon ik het vervelend vind er iemand mee op te kampen. We hebben het ook erover gehad of ik bij hen zou komen wonen. Au fond voel ik er weinig voor, ik ben hier maar zo weinig en heb dan zoveel mensen die ik spreken wil en moet en het hotel ligt daarvoor zoveel gunstiger. Ik heb daar bovendien alles wat ik nodig heb. Voor hen is het niet een belangrijke hulp, want als ik weg ben zou ik natuurlijk niet betalen. Ze moeten nu maar zien dat ze een andere kostganger krijgen. “Ja Bart, we hebben dringend een kostganger – of eigenlijk wel twee – nodig om te kunnen bestaan. En die moet dan met één van de kinderen in een kamer wonen, want anders is er geen plaats ook.” Het is wat. Ik moest natuurlijk vertellen van mijn reis en zo werd het al gauw laat.
Vrijdagavond 11 oktober
Raewell en de Hoekstra’s te eten. Raewell was weer even aardig als altijd. Had na het eten nog een paar flessen hier koud staan thuis en ging die halen met Hoekstra en bracht ook een zak lekkers mee voor Ge. Een blik cacao en zeep en verschillende andere dingen die zo zeldzaam zijn en morgen om 6 uur moet de auto even komen dan heeft hij ijs en zal voor de kinderen ook een portie geven. We hebben het gezellig gehad en het eten was gelukkig heel goed. “Wat lekker zeg, weer aardappels en een groot stuk vlees,” zegt Ge, “Je hebt het hier niet zo slecht, stel je voor dat ik thuis zoiets op tafel moest brengen…” Een gezellige avond.