Man van het bestuur in Madjene

Zondag 17 februari 1946

Madjene. Het is droog als we opstaan! (…) Ontbijten en op stap. Weer een paar eerwachten opgehaald en de man van het bestuur- heer Bidin– en naar Balanipa.

Woensdag 20 februari 1946

Mamasa. Een grote passangraham, ziet er aardig uit maar de kamers zijn te vol bedden. Wat moet dat, in mijn kamer zijn drie tweepersoonsbedden en in de kamer van Bidin een paar tweepersoons en een stuk of drie eenpersoons.

Woensdag 15 mei

Bidin de inheemse bestuursman, is vanavond mijn gast. Maurenbrecher is er niet. Na het eten zitten we te praten. Eerst over algemene dingen die ook Huizinga interesseren, maar als de buitenlucht – waarvan hij vandaag weer ruim zijn deel kreeg – hem te moe maakt en naar bed jaagt, gaan wij verder over onze copra-problemen.

Om een uur of elf loop ik met Bidin mee in de richting van zijn huis. Het is bijna volle maan en wij volgen de weg langs het vroegere Assistent-Redisent huis, over de rotsen langs de zee. Wat een wondermooi uitzicht dat alles in het maanlicht; die zee, het strandje met de prauwen erop en de huizen beneden ons, de mooie begroeide rotsen en alles in een zacht maar helder licht waarbij je een brief kunt lezen. Dat is een voordeel van het leven hier, dat je al die dingen zo veel dichter meemaakt dan in de stad. Zelfs in Makassar zie je de zon niet opgaan aan de horizon – of ondergaan – tenzij je er speciaal naar zoekt. Hier is dat alles steeds om je heen, niets ontgaat je daarvan. Ook deze schitterende maannacht.

We lopen langs het huis van Maurenbrecher, die pas weer was thuisgekomen en vrijdagavond bij ons komt eten. Vanavond had hij willen werken. En nu is het bij twaalf en hij zit nog steeds onder een schemerlamp met een paar bakken post. De ene brief voor de andere na wordt opgevist, gelezen, van aantekeningen voorzien en voor uitwerking weggelegd. Ik hou Bidin even staande en vraag hem: “Zeg, zijn er nu hier mensen die daarop letten? Op die man die daar zit te werken, nu nog, en vrijwel elke avond. Helemaal alleen, zijn gezin op Makassar. Die man is toch knap in zijn werk of niet? Die man zou ook zeker elders in Nederland zijn onderhoud kunnen verdienen en dan met zijn gezin kunnen leven, het stellig gemakkelijker hebben dan hier. Geeft men zich er rekenschap van dat die man hier zit en waarom? Dat hij hier zit omdat hij helpen wil, volkomen eerlijk is, geen voordelen voor zichzelf zoekt, en werkt zo hard hij kan, voor deze bevolking en dit land, omdat dit land en deze mensen hem lief zijn?” “Nee,” zegt Bidin, “Er zijn vrijwel geen mensen die daarop letten. Maar het is zo. En als er niet zulke mensen hier zijn dan gaat het niet goed.” Zo praten we nog veel, lopende langs de wegen. (…)

Zaterdag 5 oktober

In de ochtend weer verschillende dingen nagegaan en besprekingen gevoerd, en in de middag, een uur of twee, wordt de jeep gesignaleerd. Dan afspraken gemaakt met Kho Hien Goan om morgen naar de copra-goedangs noordelijker langs de kust te gaan en alles te inspecteren. Njonja Bidin zond me een lekkere cake die we bij de thee verorberen. Dan naar het voetballen. (…)

In de avond even bij Bidin thuis langsgelopen alvorens ik naar de Maurenbrechers ga, waar we een tijdje blijven zitten praten. Maurenbrecher laat me tekeningen en schriften zien waarin hij in de interneringstijd over libellen optekende. Dat is nu een van zijn hobby’s erbij, waarvoor net als vrijwel overal hier geen tijd is. Hij vangt ze en zendt ze dan op naar het Treub Labatorium in Buitenzorg.