Vrijdag 10 mei

Makassar. Weer een hele drukke dag op kantoor, tegen halfzeven kwam ik thuis en daar zat de Wijkmeester van de Chinezen in Madjene op me te wachten om de opkoop van copra in drie districten te bespreken. Een heel lang palaver en ik hoop dat dit nu resultaten zal opleveren want de productie gaat nog maar slecht, vooral omdat de Chinezen in de buurt meer geld kunnen maken met voedsel voor de zwarte markt. Dan nemen ze die meer winst en steken al hun geld daarin, bekommeren zich niet om de geringere winst die uit normale geregelde transacties verkregen kan worden. De Wijkmeester is een ander man, een behoorlijke kerel, die au fond ook wel zijn mogelijkheden voor de toekomst ziet. Hij wil nu in deze tijd zijn apparaat opbouwen, dikke vrinden worden met ons en zo voor de toekomst een geprivilegieerde positie krijgen die hij door zijn houding nu dan ook verdient. Aardig met hem gepraat.

Vrijdag 17 mei

In Madjene gaat Huizinga weer schrijven en ik weer op zoek naar mijn mensen. De Chinese wijkmeester komt dan bij me praten en om half acht als hij weggaat (hij kwam toen ik in mijn ondergoed stond om te gaan baden en zo zijn we toen maar gaan zitten praten) om half acht dus als hij weggaat staat Maurenbrecher er al.

Vrijdag 24 mei

Kho Hien Goan, de wijkmeester van de Chinezen uit Madjene die mijn vertrouwensman voor de opkoop hier wordt, komt aanlopen. Hij is al een dag of vijf op pad. Elke passar bezoekend en overal lopend, en rijdend en met een prauwtje heengaand om alles in beweging te krijgen. Als hij het nieuws hoort, 1 yard per 100 kilo, is hij opgetogen. “Het klopt, het klopt! Tjoktjok, tjotjok betoel saya peonja propaganda. Dan benjak lebih bagoes dari saya bilang.” (Het klopt, het klopt. Ik ben een propagandaman. En het is mooier dan ik gezegd heb!) “Mag ik even de auto lenen? Ik moet dringend weg, ben gauw weer terug.” En hij weg om zijn mensen zoveel mogelijk telefonisch in te lichten. “Het komt voor elkaar meneer, met vijftien dagen gaan de prauwen beginnen met afvoer. Het loopt en zal hard gaan. Dat beloof ik u!”(…)

Om twee uur in Somba. De Maradija in een dogkar op de weg. Gaat mee met ons. Heeft het eten zoals gewoonlijk klaar staan. Zijn vrouw en de baboe en drie kinderen moeten mee. Het kan niet, de jeep is vol, maar het moet. Althans tot Pembaoeang waar wel een dogkar voor de anderen te krijgen is. De Boeddha van Pembaoeang lacht, lacht hartelijk nu, voor het eerst. 1 yard per 100 kg en Kho Hien Goan zegt dat het voor elkaar komt, dat de Maradija zich geen zorgen meer hoeft te maken, dat hij er wel voor zorgen zal.

Om vier uur in Madjene. Even rusten, een uurtje maar, dan is Hien Goan er  weer en een ogenblik later ook Bidin en ze blijven tot ver over tienen.

Zaterdag 5 oktober

In de ochtend weer verschillende dingen nagegaan en besprekingen gevoerd, en in de middag, een uur of twee, wordt de jeep gesignaleerd. Dan afspraken gemaakt met Kho Hien Goan om morgen naar de copra-goedangs noordelijker langs de kust te gaan en alles te inspecteren. Njonja Bidin zond me een lekkere cake die we bij de thee verorberen. Dan naar het voetballen.

Zondag 6 oktober

Om een uur of zeven gaan we op pad. Eerst even aangemeerd bij de Maradija van Pambaoeang en daar een en ander besproken, dan verder, de goedang van Palippi en al de andere goedangs en plaatsen waar Kho Hien Goancopra heeft liggen en onderwijl bij diverse Maradijas stilgehouden en allerlei bepraat. We praten ook over de rampok, iets wat hier alle gemoederen vervult met een angstige vrees. Zal het ook hier komen? En wie zal het treffen?