Opperhoutvester van Ambon

Donderdag 30 mei –Hemelvaartsdag

Onze financiële positie wordt zeer benard. Hoekstra en ik kunnen nog schulden betalen, maar we kennen al velen die minder inkomen per maand hebben dan verplichtingen. (…) Het is een reuze grap. Voorlopig wil niemand zijn rekening aan het einde van de maand betalen. Klein, de opperhoutvester van Ambon (ook een vriend van Nic vroeger, die bij hem was in Buchenwalde toen Nic stierf), is op dienstreis hier en probeert zijn boekje leeg te dobbelen en te fuiven in de week dat hij hier is, omdat hij anders zijn bezit toch kwijt is zegt ‘ie. Zo zijn er meer. (…) Over het geheel wordt door deze maatregelen de stemming er bij de mensen ten opzichte van het gouvernement niet beter op.

Vrijdag 31 mei

Op kantoor weer wat rondgehangen, niet veel te doen en geen kans nog om weg te komen. Er moet een marine-korvet zijn op Ambon en we zullen trachten dat in de kuif te pikken voor een tournee, of het lukken zal? Dat ding is nu met een Amerikaan op stap die hier – naar onze mening – op economische spionage uit is. Hij doet de trip die ik had moeten maken, en die Klein ook moet doen. Het is zijn district en hij kan er niet inkomen omdat hij geen vervoersmiddel heeft, maar die Amerikaan die krijgt het vlot en Huizinga en verschillende anderen zijn ook mee op die trip, vertelt Klein. Au fond zijn Klein en ik het, die er moeten zijn voor de enigste producten die ervandaan komen; copra en bosproducten, gommen en harsen en rotan. Anders is er niet. Voor die anderen is het een mooie reis, men kan erover schrijven lijkt me. Meer dan over het dorre bestaan dat ik hier nu heb.