Hulpbestuursassistent (HBA) Mamasa – Toradja
Woensdag 20 februari 1946
Nog wat bij de bestuursman – Hulpbestuursassistent is zijn titel, H-BA afgekort – Mohammed Ali gezeten en over verschillende dingen gepraat. Dan naar de passanggrahan waar Mohammed Ali wat bij-spijzen zond voor ons maal. Eten, wat gelopen in de koele lucht en naar bed met drie dekens.
Donderdag 21 februari 1946
De zaken hier in Mamasa gingen mij niet aan, betroffen alleen Marcar. Hier zijn geen klapper-bomen meer, hier zijn geen palmen. Ik heb er dus weinig mee te doen. Bij het opstaan is het wel wat koud eerst in het korte broekje, maar het went wel. Even wat gelopen in de ochtend, een prieeltje op een helling geeft een mooi uitzicht. Het is weer eens een heel ander landschap, maar ook wonderlijk mooi. Terrasvormige rijstvelden, de grote rivier, de bergen heel in de verte en de bosachtige ruggen vlak om ons. De onderafdeling Mamasa telt ca. 45.500 mensen in 10.000 woningen, en neemt niet toe zegt de HBA me, in 14 jaar slechts met 2000 zielen. Buiten de hoofdplaats wonen ze in hele kleine kampongs bijeen of los verspreid gezinsgewijze in het bergland. Ze zijn niet overijverig – lui noemt hij ze zelfs – die Toradjas. Een paar dagen werken ze op het veld – twee, drie dagen en dan van tien tot een uur ongeveer – dan gaan ze rusten tot de velden weer overgroeid zijn. Deze bevolking kan heel slecht op zichzelf passen, is goklustig, als er een grote dobbelpartij aan de gang is vergeten ze alles, zelfs het oogsten. Vaak oogsten ze al voor de padi rijp is. Uit bittere noodzaak, omdat ze niets meer te eten hebben. Twee dominees en één pastoor schijnen er niet veel verandering in te kunnen brengen. Zeker, ze zijn erg beleefd en vriendelijk, maar een economisch inzicht hebben ze niet verkregen. Past misschien niet in het geloof want… Mohammed gaat verder …. landbouwvoorlichting heeft het hier moeilijk, zij hebben last met hun geloof dat hun hindert. “Wat,” zeg ik “het geloof van dominee of pastoor, hindert hun dat de raad van de landbouwvoorlichting op te volgen?” Nee, dàt geloof hindert naar hij meent niet zo erg, maar wel het oude dat ze nog van zichzelf erbij hebben, dat volmaakt heidens is. Een grote wens is om veel karbouwen te bezitten, daar doen ze veel voor. Maar de veestapel breidt zich niet uit. 5% van de karbouwen wordt voor arbeid gebruikt, de rest houden ze voor hun begrafenis, waarbij volgens oude riten de hele voorraad wordt opgegeten.