Table of Contents
De Controleur
T. J. Halvedrusse was controleur van 9 maart 1946 – 5 februari 1947
Klik hier voor dagboekfragmenten.
Opoe Bontobangoeng
6-11 september 1946
Op een tocht naar het zuiden kom ik langs het huis van de Opoe van Bontobangoeng. Daar is iets bijzonders. Een oudheid waarvan men de origine niet weet; de Grote Trom van Salayer. (…) De Opoe vertelt dat vroeger, toen hij nog klein was, de trom een klamboe had maar dat hebben ze later maar nagelaten. Voor feesten is de trom nog in ere. En ofschoon Opoe me verzekert dat het maar een gewone trom is – met een ongeveer identieke ergens in Voor-Indië meent hij – waar geen magische krachten aan worden toegeschreven, doen de – weliswaar nu lege – schoteltjes die erop staan me anders denken en zullen er zeker van tijd tot tijd offers aan worden gebracht.
Opoe Tanette
11 September
Ik ga terug naar Makassar. Seinde gisteren dat mijn jeep naar Tanah Biroe moest komen om me te halen, maar ik zit op Salayer en geen modern vervoersmiddel is er om hier vandaan te komen. Maar Opoe Tanette (waarin Opoe de titel van het lokale vorstje en Tanette de naam van zijn Rijkje vertegenwoordigd) zal helpen en zond nu bericht dat hij een prauw heeft besteld en dat ik tussen zeven en negen moet vertrekken vanochtend omdat dan de wind het gunstigst is. (…)
In Tanette daalt op het geluid van de nadere auto de Opoe de hoge trap voor zijn huis af, begroet ons iets formeel en toch ook weer hartelijk en nodigt ons binnen. Nu de vrouw van de Controleur is meegekomen komt ook de vrouw van de zelfbestuurder tevoorschijn en neemt bij ons plaats. Al vlot het gesprek met haar niet buitengewoon, omdat ze geen Maleis kent maar alleen andere inheemse talen die wij niet machtig zijn. “Ja, alles is voor elkaar. De prauw is er. Er zijn er zelfs twee want je kunt nooit weten, en nu kunnen we de beste nemen.” Er wordt zoals gebruikelijk over alles gepraat, terwijl achter in de bijgebouwen koffie en gebak wordt klaar gemaakt. Dat is de oude gastvrijheid, sedert onheuglijke jaren. Nog bijna dampend komt dan een grote tulband op tafel van een soort Moskovisch gebak en verschillende andere lekkernijen. Wonderlijk is het dat hier steeds een bezoek zo spoedig met allerlei lekkers kan worden voorzien. Ik denk aan de Europese gastvrouw en al haar problemen in een dergelijk geval en maak er een opmerking over, waarop de gastvrouw direct antwoordt: “Ja maar dat is ook anders, ik heb veel mensen.” Dan wordt het tijd om weg te gaan. (…) Onze barang wordt ingeladen en hartelijk nemen we afscheid van de gastvrije mensen die we hier ontmoetten en van het land waar we -behoudens dan de luxe vrachtauto – leefden als tientallen jaren geleden.
Wiggers
Voor dagboekfragmenten klik hier.
De Kraeng van Tanah Biroe
11 September
Vier uren brengen we zo door en dan zijn we bij de zuidkust van Celebes in de omgeving van Tanah Biroe waar we aan land zullen gaan. Hier is de titel van het lokale vorstje Kraeng, en deze Kraeng moet een hele aardige man zijn aan wie we de groeten van de Controleur van Salayer moeten overbrengen. (…) We nemen afscheid van onze bemanning en onze bagage gaat naar het huis van de Kraeng. We maakten een zeetocht zoals in tempo doeloe (vroeger tijden) maar de ze hele dag gaat het nog in tempo doeloe door.
De Kraeng van Tanah Biroe is afwezig, al enige dagen op reis en komt binnenkort terug vertelt zijn zoon me. We worden uitgenodigd plaats te nemen en het gesprek dat zo oud is als Indië – over koetjes en kalfjes en over de reis – ontrolt zich vanzelf. En even vanzelf komt dan de koffie en de versnaperingen. Nee, een jeep hebben ze nog niet gezien maar misschien komt die wel later… Vanzelf neemt ook het gezelschap om ons heen toe. Een ieder die niets bepaalds te doen heeft en wiens weg langs ons voerde gaat erbij zitten op de grond om mee te luisteren naar wat er bepraat wordt. Het is een uithoek van de wereld hier, veel bezoek komt er niet en wij zijn dus au fond een buitenkansje. Gezellig babbelen we over allerlei.
De Controleur van Boeloekoemba
En dan worden de huizen veelvuldiger, rijen zich aaneen tot een straat en het is Boeloekoemba. (…) Een mooie woning, het huis van de Controleur, met een hoge stoep ervoor. Als ik er binnenloop, kijkt de bewoner uit een boek op. “Welkom Vreemdeling.” De avond was al gevallen en een olielamp accentueert niet zo sterk wat er toch in dit huis ontbreekt na de Jappen-periode. Het is gezellig en dankbaar neem ik de uitnodiging aan om hier de avond te blijven. De bedienden maken twee kamers in orde en brengen thee en een koele dronk ijswater wat het splitje of biertje van vroeger vervangt. Instructies worden gegeven voor het eten en na niet te lange tijd kunnen we aan tafel gaan. De eerste warme maaltijd van vandaag, die bijzonder welkom is en zeer smakelijk. Rijst is het natuurlijk met het een en ander erbij, net zoals de Controleur van Boeloekoemba het vijftig jaar geleden zijn gast voorzette. “Ja, het is eenzaam hier, er komen niet al te veel mensen en het is zelden dat ik een gast heb.” Het is een verstrooiing, een welkome afleiding, net als in de oude tijden, dat onverwachte bezoek. Het is als in oude tijden, vijftig jaar geleden of eerder misschien. We praten wat en we roken en dan – niet te laat na deze dag van zon en volop buitenlucht – gaan we naar bed in een vertrouwd oud model bed met een grote witte klamboe eromheen. Ik heb een dag geleefd zoals het vroeger was. Tempo doeloe.