
Alfabetisch op achternaam (indien bekend) of titel.
Table of Contents
A
ALTING VON GEUSAU
Donderdag 11 april
Denpasar. In de nacht schietpartijen. Vlakbij, dan weer wat verder. Geweren en mitrailleurs. De oppasser, Alting von Geusau, met wie ik hier samenwoon komt vragen wat hij moet doen. We blijven maar kalm liggen slapen. De volgende morgen is het verhaal er al direct bij het opstaan. Denpasar werd aangevallen. O.a. het kampement, waar een luitenant sneuvelde die zich buiten in het licht bewoog dat van het kampement naar buiten uitstraalt. Zo hebben ze hem mooi kunnen zien, afgetekend tegen het licht, en hij viel. De aanvallers hebben ook nogal wat verliezen geleden lijkt het, in ieder geval een mitrailleur en geweren en munitie en verschillende doden waaronder enkele belangrijke.
Zondag 14 april
Ik heb de middag in bed doorgebracht, ofschoon ik stellig als alles normaal zou zijn was gaan wandelen om de huizen van de Balinezen eens goed te bekijken, maar nu komt daar niets van. In de avond wat zitten praten met Alting von Geusau over de toestand op Singaradja en vroeg naar bed.
ANAK AGOENGS
ANAK AGOENG IN GIANJAR
Zondag 7 april
In Gianjar een monumentale poort, een binnenplaats, een grote gebeeldhouwde fontein, huizen met druk bewerkte deuren en lijstversieringen en muren vol met beeldhouwwerk, een hele grote lap, misschien wel 30 vierkante meter beschilderd met allerlei voorstellingen. Een nederig buigende zal de Anak Agoeng, de vorst waarschuwen. Deze vorst studeerde rechten op Java en is Mr. in de rechten. Een aardig man, met wie ik verschillende dingen vlot kon bespreken. Het is nog niet weer het oude Bali… streng optreden, zegt hij, tegen de rampok en het extremisme en de binnendringers van Java tegenhouden dan is Bali gauw weer mooi en vrolijk en goed om in te leven. Geen zachte meesters, geen stinkende wonden. Een gemeenschap die verraderlijke of gevaarlijke elementen niet aanbrengt collectief aansprakelijk stellen en het is gauw weer goed. Hij is een vorst, die Anak Agoeng, en hoewel hun rechten in de laatste 50 jaar waren beknot, toch een feodaal heer. De Jap heeft 60% van de veestapel van zijn bevolking weggehaald en er is weinig copra in zijn gebied, maar hij vindt het nuttig om toch een pidato te houden om zijn mensen een beetje meer inzicht te geven in wat er in de wereld te koop is. Thee gedronken, cake gegeten en verder naar Kloenkoeng.
ANAK AGOENG IN KARANG ASEM
Bevriende vorst. Anak Agung Anglurah Ketut was de laatste vorst van Karang Asem. Hij was een zeer erudiet man en ontwerper van weelderige paleizen die hij liet bouwen voor zijn uitstapjes naar het platteland met zijn vrouwen en kinderen. Tijdens zijn leven liet hij drie ‘waterpaleizen’ verrijzen, in Ujung, Tirtagangga en Jungutan.
“De Radja is een hoffelijk man. Hij draagt geen snor meer als op zijn portret, want zijn snor werd wit, en dat wou hij niet, dan maar eraf.”
Voor dagboekfragmenten klik hier.
ANAK AGOENG IN SINGARADJA
Maandag 8 april
Dan naar de Anak Agoeng in Singaradja. Is in vergadering, om twaalf uur terug. Wat dan? Dan maar even naar Fatimah, de beroemde …. in Boeleleng. (…)
De Anak Agoeng is een vorst tegen wil en dank. Hij voelt er niets voor. Woont liever buiten op het land. Wellicht wordt t.z.t. zijn broer Radja en dan kan hij terug naar zijn huis buiten.
C
CONTROLEUR VAN TABANAN
Woensdag 10 april
In de avond met de Controleur van Tabanan mogelijkheden besproken die daar zijn, en hij raadde ook nog af er zelf te komen. Niets direct of rechtstreeks doen daar, dat geeft maar last. De pemoedas en hun vrienden zijn daar nogal sterk en de terreur is geweldig. Heeft al aan verschillende Chinezen het leven gekost.
D
DEWA AGOENG IN KLOENKOENG
Bevriende vorst in Kloenkoeng. Hoogste van de vorsten op Bali, in Kloenkoeng. Maakt maskers en geeft er eentje aan Bartle.
Voor dagboekfragmenten klik hier.
F
FATIMAH
Maandag 8 april
Dan maar even naar Fatimah, de beroemde …. in Boeleleng. Fatimah is magerder geworden dan ik haar kende, maar heeft nog de allures van een grande dame. Biedt thee en gebak aan, en haar zoons – die overvet zijn – staan op een afstandje en vertellen aan mijn mensen over de houtwaren die geëtaleerd zijn. Het echte goed voor de toeristen. Mooi en knap gesneden die koppen, en toch zou ik zelf graag wat anders willen hebben. Ik herinner Fatimah aan vroeger, een vijftien tot twintig jaar geleden, toen ze op Java met tentoonstellingen kwam houden op Passar Malams en daar het Balinese werk verkocht. Gezellig gepraat, en charmant is die oude Fatimah. Ik koop een paar stukken voor lui in Makassar die me vroegen wat voor hen mee te nemen en dan verder. Heel hartelijke handdrukken van die duivelspientere, knappe charmante Fatimah die nu stellig over de 60 is, en het zo weet te draaien dat niemand uit haar zaak weggaat zonder te kopen. Mijn soldaten kochten ook, ieder koopt bij Fatimah, maar ik schijn vanwege de oude relatie toch wel een streep voor te hebben. Ik krijg een arm en wordt zo naar de auto gebracht.
FLIERHAAR
H. te Flierhaar, inspecteur onderwijs, was hoofd van de school in Kloenkoeng, wat nu het Museum Semarajaya heet.
Woensdag 24 april
In een hut met Flierhaar, een Inspecteur van onderwijs voor de Grote Oost. Er waren veel vrouwen van militairen aan boord met bendes kinderen, kersvers uit de kampen van Bandoeng, op weg naar hun mannen op Lombok die daar nu weer soldaat zijn. De kinderen snoep gegeven. Ze zitten er neit te best bij, slapen op het tussendek op stretchers en hebben zelf voor hun eten te zorgen. Het schip heeft niet genoeg eten en niet genoeg mensen om dat te doen. Ellendig. ‘s Avonds met andere passagiers en equipage gepraat en dan naar bed.
M
TER MEULEN
Lieutenant-kolonel Frits H. ter Meulen was op 2 maart met de Bali Lombok Brigade van KNIL-infanteriebataljons X en XI met 2.000 soldaten op Bali aangekomen. Hij zou op 4 juli 1946 bij een surfongeluk om het leven komen.
Donderdag 11 april
Denpasar. In de nacht schietpartijen. Vlakbij, dan weer wat verder. Geweren en mitrailleurs. (…) Eerst verbod om uit te rijden. Wat komt er terecht van mijn vergaderingen? Dan om half negen mogen we weggaan. Maar enige kilometers buiten de stad vinden we een omgehakte boom over de weg en verderop zien we er meer. Omdraaien en hulp halen voor opruiming en versterking voor het geval we zouden worden aangevallen. Zo komen we weer terug in Denpasar. Dan een uur later is er een konvooi geformeerd dat naar Padang Baai en daarna door naar Singaradja zal moeten gaan. We gaan met een wagen vol Japs die de barricades moeten opruimen. Onze wagen is de vierde van de vijf. We hebben er heel wat van die obstakels; klapper-bomen, bamboe, andere bomen, palen enzovoort. Minstens één op de honderd meter. De patrouilles lopen het veld af, een jeep helpt om de door-gekapte bomen weg te trekken en zo sukkelen we telkens een paar honderd meter vooruit, om dan weer te wachten tot een paar honderd meter schoon zijn. De heren hebben er wel werk van gemaakt.
In de kampongs is niemand te zien. De vergadering van negen uur in Gianjar gaat voorbij, en die van Kloenkoeng – die om twee uur begint -zal ook zonder mij beginnen. De jeep was al teruggegaan om meer hulp te halen en dan om half drie stoten wij op een patrouille van Gianjar, dat geen verbinding meer met ons in Denpasar kon krijgen en op onderzoek was uitgegaan. Nog ongeveer een halve kilometer obstakel zeggen ze, dan zijn we erdoor. Juist op dat ogenblik komt de versterking van Denpasar aan met instructie voor het konvooi om terug te keren. Bevel is bevel in het militaire en we keren terug, maar in het hotel schiet ik direct Ter Meulen aan, die ik van vroeger als eerste luitenant ken en met wie ik op Tjilatjap bevriend was en vraag hem de hele zaak weer op weg te sturen. Dat lukt. Om vier uur, na het eten, gaan we weer. En om een uur of vijf ben ik bezig mijn excuses te maken aan de Anak Agoeng van Gianjar dat ik hem liet wachten. Dan door naar Kloenkoeng om me te verontschuldigen.
THEO MEIER
Zwitserse kunstenaar die bij Kloenkoeng woont. Zie Wikipedia.
Voor dagboekfragmenten klik hier.
N
RAAT VAN DE NISO
Dinsdag 23 april
In de morgen in Padang Baai aangekomen. Kende de mensen van de marine al die daar zaten en ze hielpen me aan een wagen naar Kloenkoeng, waar Raat van de NISO[1] me om een uur of twaalf zou oppikken. (…) Dan met Raat naar Denpasar. Verschillende besprekingen nog gehad, het is niet mogelijk nog om naar Singaradja te gaan. Ik zal dus maar naar Makassar terugkeren en hier later komen als alles er beter bijligt.
[1] NISO: Nederlands–Indische Scheepvaart Organisatie
P
POENGAWA TE MANGGIS
Zondag 7 april
We overleggen verschillende dingen en hij [de Anak Agoeng van Karang Asem] geeft me de raad nog met zijn Poengawa te Manggis te gaan praten die wellicht meer gegevens voor mij kan hebben. (…)
Wij gaan dezelfde weg terug om even in Manggis aan te gaan. Een zijwegje en dan door. De bevolking vindt het hier de reinste pracht en we hebben veel succes, vooral als we van tijd tot tijd iets uitgooien. We rijden te ver, vragen toevallig de plaats waar de Poengawa woont aan een broer van die Poengawa en komen er dan gemakkelijk. De Poengawa is een Hollands-sprekend man met een heel goed verstand. Wij bespreken het een en ander en hij zal trachten nog wat over de oude voorraden te weten te komen, maar er is naar zijn inzicht niet veel. We zijn begonnen op de mooie stoelen van het zitje, maar ik laat de kinderen komen om zuurtjes te krijgen en al gauw zitten we met zijn allen op de grond. Dat is veel gemoedelijker en er zitten dan een stuk of zes, zeven man en wat kinderen. De vrouw van de Poengawa brengt thee en apennootjes en we zitten gemoedelijk bij elkaar en maken nadat het zakelijk deel is afgelopen wat grapjes. Gezellig alles, maar wij moeten verder.
S
SCHOTEL
Godfried Abraham Schotel, handelsagent
Woensdag 24 april
Denpasar. In de morgen veel dingen gedaan. Met de Chinese eigenaar van de oliefabriek geconfereerd, met Schotel die voor ons zal optreden en verschillende andere mee, toen haastig naar het hotel en pakken. Ik heb plaats geboekt op de ‘Reynst’ die naar Makassar gaat en moet om half een aan boord.
CONTROLEUR SMIT
Maandag 8 april
Even met Controleur Smit gepraat, die nu hier het bestuur voert. Er zijn veel te weinig bestuursmensen op dit eiland. Vier nu maar, tegen vroeger elf. Verschillende dingen besproken.
Dinsdag 23 april
Op Bali is nog niets veranderd, het is nog steeds onrustig in verschillende omstreken, erg onrustig zelfs. Maar toch lijkt het dat er verbetering in komt, bijvoorbeeld in het Singaradjase. Controleur Smit was toevallig in Denpasar en was niet ontevreden. Het gaat langzaam vooruit bij hem zegt hij, maar het is nog niet rustig genoeg om kalm over copra te gaan zitten praten.
STRASSER
Oostenrijkse schilder, zie hier.
Zaterdag 13 april
Met Strasser en zijn vrouw even zitten praten. Oostenrijkers, hij is schilder, die hier vele jaren zaten en nu terug willen, maar niet weten waarheen. Naar Wenen gaat niet, daar zitten Russen. Waarheen wel… Moe is hij, zegt hij. Moe van alles. Van bezettingen, van vijandschap van mensen, ook vijandschap van Balinezen.
T
DE TJOKORDA – VAN DENPASAR
Een van de hooste vorsten op Bali. Zie Wikipedia.
Zondag 7 april
In rang is de Dewa Agoeng de hoogste van de vorsten in Bali. Dicht bij hem staat de Tjokorda van Denpasar, en de andere vorsten zijn alle Anak Agoeng, die zitten in Karang Asem, Bangli, Tababa, Djembrana met als hoofdplaats Negara en in Singaradja, en natuurlijk Gianjar waar ik al was. De Dewa Agoeng en de Tjokorda horen beide tot de tweede kaste, de anderen eigenlijk tot de derde kaste.
Woensdag 10 april
Denpasar. De juffrouw die gister mijn rapport zou tikken is er ziek van geworden. “Wad doe Nir, zo veel zeg en zo lang…” En het rapport is niet getikt. Dus zelf maar aan de gang en dat neemt de hele morgen. De volgende dag zal ik weer op reis gaan en in de middag moet ik dus maar mijn bespreking met de Tjokorda hebben. Dat gaat ook alweer naar wens en alles lijkt goed.
Maandag 15 april
Een vergadering bij de Tjokorda, die nu ik de enkele notities uitwerk, al met ziekteverlof is gezonden. Heb de mensen er opmerkzaam op gemaakt dat er copra moet komen, op dezelfde wijze als ik dat elders deed, maar alles is wat mat. Ze hebben in de huidige omstandigheden er weinig vertrouwen in dat het lukt, lijkt me. Weer getracht het vervoer voor Singaradja voor elkaar te krijgen, maar dat zal morgen worden zegt men.
W
KAPITEIN WENSEL
Zaterdag 13 april
Denpasar. Geen transport naar Singaradja. Geen enkele kans. Misschien morgen. Ik ga maar wat aan mijn reisverhaal tikken en loop een eindje om, met een paar Chinezen zitten praten en dan weer wat tikken. Er is niets te doen in de stad. De aanval van een paar dagen geleden heeft de mensen uit de omgeving verschrikt gemaakt en die komen nu niet naar de stad voor de passar en alles is doods. Men gaat niet al te veel uit en niet te ver, blijft precies hangen in de omgeving waar alles zit en dat is vervelend. ’s Middags ga ik slapen en uitrusten. Is ook wel eens goed, maar liever was ik aan het werk. Hoe komt het nu met mijn vergadering in Singaradja morgen? Komt er morgenochtend een transport? Waarschijnlijk wel, verzekert Kapitein Wensel me, maar zeker is het niet. Enfin, rusten maar en na het rusten blijkt het water afgesneden te zijn, kunnen we niet baden. Het water komt uit het Tabananse, dat hebben onze pemoedas dus gedaan.
VAN WIJK
Vrijdag 5 april 1946
Heel snel zijn we in het Bali Hotel, een pracht, dat helemaal zonder verlies uit de oorlog is gekomen.[1] Het heeft niet de vieze groen-grijs vuile camouflage kleur, is helder schoon wit, en alles is even verzorgd. De couverten aan tafel dragen nog het oude K.P.M.[2] merk en zo is alles een verblijf van luxe zoals de K.P.M. dat er indertijd neerzette ten behoeve van al die luxe toeristen die Bali kwamen zien, vanuit een luxe wagen en luxe hotel met vooropgezette shows werden onthaald. Er is zelfs een openlucht toneelzaal bij het hotel. Van Wijk en ik krijgen een luxe kamer in dit luxe milieu. Wat gegeten en dan op zoek naar mensen die we moeten hebben. Dat lukt best en we hebben een bespreking tot het donker wordt.
[1] Gebouwd in 1928, het Bali Hotel in Denpasar was ooit het enige luxe hotel in Bali.
[2] De Koninklijke Paketvaart-Maatschappij (KPM) was een Nederlandse rederij, die heeft bestaan tussen 1891 en 1966 in hoofdzaak voor het onderhouden van scheepvaartverbindingen in en vanuit Nederlands-Indië.
Zondag 7 april
Buiten is Van Wijk -die met mij meerijdt omdat hij naar Singaradja moet. Met de militaire chauffeur en de bewaking met de bevolking in … ik zou bijna zeggen conflict gekomen. Ze hebben biscuitjes verdeeld en wat sigaretten en nu wil een ieder nog wat meer, elk – of hij gehad heeft of niet – dringt verder op, en zij zitten in een kluwen van kinderen en vrouwen, die allemaal uitgestrekte handen hebben. Vreemd, de vrouwen en ook de kleine meisjes houden zich hier lang niet zo op een afstand als in de Mandar. Ik heb moeite bij de auto te komen, begeleid door de Poengawa en de anderen, en deel dan ook nog wat zuurtjes uit. Eén per hand, maar allemachtig wat een handen hebben die lui. Allemaal handen. Eén en al handen lijkt het, gezichten zie je eenvoudig niet meer. Als mijn twee rolletjes op zijn, hou ik ermee op, zeg kort dat het afgelopen is en dat we verder gaan.